De extreem bochtige onverharde weg was bezaaid met kuilen en opgelapt met los grind. Volledig afgestemd op zijn rol als kampioen drukte de beroemde rallyrijder Juan Carlos Mothe zijn voet op het gaspedaal. De snelheidsmeter stond op vol gas en de naald van de toerenteller stond in de rode zone.
De auto zag eruit alsof hij bij elke bocht van de weg zou vliegen. Met de finish op slechts vijf kilometer afstand zou niemand de koppositie kunnen wegnemen. Zijn co-piloot Andrés Sisin, die hem steeds waardevolle aanwijzingen gaf, was spierwit. Gegrepen door paniek, stotterde hij: ‘Ver… ver… heel gevaarlijk… gevaar… gevaarlijk… sh… sh… scherp… r… r… rechts… t… t… draai.. nee, nee! … Ik bedoel, ga lefff…”
Zes uur later, toen hij wakker werd op de ziekenhuisafdeling, zag hij de grote kampioen zelf in het bed naast hem liggen. Met gipsverbanden op beide benen en een verband om zijn hoofd dat zelfs zijn ogen bedekte, mompelde de kampioen op zeer lage toon. De co-piloot spitste zijn oren om te luisteren en slaagde erin woorden te onderscheiden die een beetje klonken als: ‘Ik ga hem vermoorden… Ik ga hem vermoorden… als ik hem zie… Ik zal hem vermoorden!’.